De Qhapac Ñan, ofwel ‘hoofdweg’ in het Quechua (een volk dat voornamelijk in Ecuador, Peru en Bolivia woont), is een netwerk van 30.000 kilometer aan wegen en logistieke infrastructuur dat diende als communicatiekanaal, handelsroute en verdedigingssysteem tijdens de bloeitijd van het grote Inca-rijk. Dit Andes-wegenstelsel vormde de ruggengraat die de volkeren van Tawantinsuyo (de vier geïntegreerde regio’s, of suyos, van het rijk) met elkaar verbond via herbergen, ceremoniële centra, opslagplaatsen en wegen die tot op de dag van vandaag samenkomen op het centrale plein van Cusco, de hoofdstad van het rijk. Zo werd de stad verbonden met afgelegen gebieden die zich nu verspreid over zes Zuid-Amerikaanse landen bevinden: naast Peru ook de zusterrepublieken Argentinië, Bolivia, Chili, Colombia en Ecuador. 

De aanleg van dit wegennet tartte de lokale geografie, het overwon besneeuwde bergtoppen, tropische jungles en uitgestrekte woestijnen, en getuigt van de geavanceerde engineering en geografische kennis van de pre-Inca-beschavingen die de verschillende delen van de route creëerden, later verenigd onder het bestuur van de Inca’s vanuit Cusco. Naast een archeologisch erfgoed en een overblijfsel van een grootse, millennia-oude beschaving, schuilt de waarde ervan in het feit dat het een levende erfenis is die het verleden en heden van de Zuid-Amerikaanse Andesvolkeren verbindt.

De Qhapac Ñan werd in 2014 uitgeroepen tot UNESCO Werelderfgoed.