Twee mannen met bolhoed, Vladimir en Estragon, zitten op een landweg bij een boom. Ze wachten op een zekere Godot en doden hun tijd met grote vragen en kleine bezigheden. Ene Pozzo komt langs, die een andere man, Lucky, aan een touw meesleept. Als zij na een wonderlijk gesprek weer vertrekken, valt er niets anders te doen dan verder te wachten. Ondertussen verstrijkt de tijd. Het wordt nacht, een nieuwe dag breekt aan. In onwetendheid blijven Vladimir en Estragon wachten, “want als hij komt, dan zijn we gered”.