In de monoloog BANG trekt Hanneke van der Paardt haar leven uit elkaar en doet ze vervolgens een poging de hele zooi weer in elkaar te zetten. BANG gaat over die bizarre jaren wanneer je net weg bent bij je ouders, maar nog nergens anders echt aangekomen bent. Over hoe angst ons in die jaren keihard kan pakken en over wat je dan in godsnaam moet gaan doen.

Je bent negentien, net op kamers, net begonnen aan een nieuwe opleiding, en opeens ben je bang. Eerst hoop je nog dat het alleen een MDMA-dip is, maar dan.. dan blijf je bang. Bang voor spiegels, bang voor ogen, bang voor mensen op straat die dingen roepen. Je schrikt je kapot als je een hard geluid hoort. Als je een semi-enge misdaadfilm ziet en er een schot wordt gelost. Je checkt of jij niet ook denkt dat er een betekenis ligt achter de cijfers en letters op de nummerborden van de auto’s. Of de stemmen die je door het openstaande raam hoort of dat geen stemmen in je hoofd zijn.

Op je 25ste ga je er voor zitten en probeer je de afgelopen jaren te vatten. Gaat het nou eigenlijk een beetje beter met je, of ga je gewoon tot je dood blijven hangen in deze eindeloze angst?