In 1923 komt de Weense Kring bijeen. Tegen de achtergrond van antidemocratische ontwrichting en demagogische dreiging – datzelfde jaar doen de nazi’s hun eerste greep naar de macht – probeert deze groep denkers de taal terug te brengen tot de essentie, te ontdoen van onduidelijkheid, valse logica en demagogisch misbruik. Taal moet helder, redelijk en zo wetenschappelijk mogelijk zijn. Als de taal helder is, zal het denken ook helder verlopen, denken ze. Iets wat die tijd wel kon gebruiken.  

Ze gaan zo op in hun ideeën dat ze zich loszingen van de realiteit. Hun idealisme maakt hen blind voor de gevaren van hun tijd. Uiteindelijk staan ook zij met lege handen tegenover de overrompelende wijze waarop het populisme met taal als wapen de massa meekrijgt. Terwijl ze de taal en de ware betrekking op de wereld willen redden, zien ze niet hoe het nazisme bezig is de democratie tot op het bot te vernietigen.