Het werk van kunstenaar Willem Veerman slokt je op in een wereld van duisternis en mysterie. Perspectief en lokkende schaduwen houden je in een wurgende greep, je hebt het gevoel dat je geen kant op kunt. Er zijn geen personen, het schaarse licht lijkt spontaan en vanuit onverwachte hoeken op te gloeien. Onvermijdelijk komen beelden van het werk van Piranesi uit de 18e eeuw in je op. De Italiaanse kunstenaar maakte grote tekeningen en etsen van imaginaire kerkers, de Carceri, donkere ruimtes die alleen in zijn hoofd bestonden, ruimtes waarin je je onbehaaglijk voelt. Het werk van Veerman heeft een soortgelijk effect. 

De laatste vijftien jaar maakte Willem Veerman alleen maar houtskooltekeningen op groot formaat, waarin het licht-donker effect ook al sterk aanwezig was. Zijn tekeningen van trappenhuizen, lege vertrekken en verlaten landschappen waren kwetsbaar, het was een heidens karwei om ze onbeschadigd te vervoeren. Nu is hij weer gaan schilderen. Hij geeft toe dat schilderen eigenlijk altijd ‘zijn ding is geweest’. “Ik ben weer terug bij verf en doek en voel me als een vis in het water. Mijn verleden als schilder is eigenlijk nooit weggeweest,” zegt hij. “Toen ik laatst mijn verfkist uit de kast haalde en weer begon te schilderen, was dat een bijzondere ervaring, alsof de droesem op mijn ziel werd opgeroerd. Het is als zwemmen: wanneer je het onder de knie hebt, verleer je het nooit.”

Er komt een tentoonstelling met uitsluitend olieverfschilderijen. De onderwerpen zijn niet veel veranderd, maar nu Veerman weer met olieverf werkt, heeft zijn werk ontegenzeggelijk nóg meer sfeer. Er zijn meer nuances, de verf ligt in dikke lagen en in verschillende grijzen op het doek, soms is er zelfs een fragment kleur aan toegevoegd.